De Eerste wereldoorlog

De Eerste Wereldoorlog, het tijdperk Esser

In de Eerste Wereldoorlog werd de plastische en reconstructieve chirurgie pas echt bekend. Dit kwam vooral door enkele Europese chirurgen die zich ervoor inspanden. Een erg belangrijke chirurg was de Nederlander J.F.S.Esser. Hij was degene die voorop stond, en erg graag vooruitgang wilde maken. Esser was huisarts in Amsterdam toen hij de beslissing nam om zich helemaal te storten in de plastische chirurgie. Dat was in 1912, toen de plastische chirurgie nog geen zelfstandig specialisme was.

Doordat Esser mentor was van zijn zus die in Utrecht tandheelkunde studeerde, raakte hij geboeid door de technische aspecten van dit vak. Zijn basale chirurgische vaardigheden verzamelde hij in Utrecht, Rotterdam en Parijs bij elkaar. Daarna toonde hij in Parijs al zijn interesse voor de reconstructieve chirurgie van de kaak en het aangezicht (maxillofaciale chirurgie) en de wetenschap van het gelaat.

Esser voelde zich erg betrokken met de vele verminkte oorlogsslachtoffers. Hierdoor begon hij, in 1915, op eigen initiatief als reconstructief chirurg. Hij ging met een groep van Nederlandse verpleegkundigen in dienst van de Oostenrijks-Hongaarse regering. Het team werd in het begin aan het werk gezet in Brünn, in een groot legerhospitaal met ongeveer 3600 bedden. Later verplaatste het werkterrein zich via Wenen en Boedapest naar Berlijn.

 

Dr.J.F.S.Esser en het Hollandse medische team in Brünn (huidig Brno) in 1915.

 

Esser bleek een eigenaardige denker te zijn met een visie. Hij ontwikkelde zijn filosofie over de gehele bloedvatregeling voor huidlap transpositie vaak onder heftige oorlogsomstandigheden. Door het grote aantal gewonden kon hij zijn theorieën ook in de praktijk uitproberen. De resultaten hieruit werden nauwkeurig geregistreerd en met veel beeldmateriaal in het Duits en in het Engels gepubliceerd. 

Naast zogenaamde 'aterie- of biologische lappen' voerde Esser ook nog verschillende andere operatiemethoden in voor het herstellen van gezichten. Voorbeelden hiervan zijn rotatielappen van de wang, eilandlappen en ‘inlay’-huidtransplantaten. Deze operatiemethoden zouden jarenlang de naam Esser-inlay dragen. De door hem geïntroduceerde uitdrukking 'eilandlap' werd onmiddelijk internationaal bekend. Hiermee kreeg hij wereldwijd respect, maar de belangstelling in Nederland was maar matig. 


Een patiënt met een typische
verwonding uit de Eerste 
Wereldoorlog, toen nog geen goede
reconstructietechnieken voorhanden 
waren.

In 1934 nam Esser zitting in de redactie van het eerste Europese tijdschrift voor plastische chirurgie. Het tijdschrift heette Revue de Chirurgie Plastique en was onder redactie van de Belg Coelst. Esser kon in het tijdschrift goed zijn werkwijze publiceren. De redactie van het tijdschrift werd zo beïnvloed door hem dat op zijn verzoek zelfs de naam werd gewijzigd in Revue de Chirurgie Structive. Inmiddels was zijn woonplaats Frankrijk geworden, en heel soms opereerde hij op uitnodiging in Nederland.

In 1936 werd hij benoemd tot erevoorzitter van het eerste Europese congres voor structieve chirurgie in Brussel. Het congres werd door vrijwel alle Europese en Amerikaanse ontdekkers van de plastische chirurgie bezocht. Deze congressen zouden volgens schema elk jaar plaatsvinden, te beginnen met Londen in 1937. Het schema werd onderbroken door het nieuwe oorlogsgeweld wat erg dreigend was. Doordat Esser daar geen rol van betekenis zou spelen voor de plastische chirurgie week Esser uit naar Amerika.

Intussen werd zijn stroom van publicaties over plastische chirurgie wel voortgezet voor 30 jaar (1916-1946). Hoewel op zijn grafsteen in Chicago nog 'a structive surgeon' staat, werd deze term later weg gehaald om plaats te maken voor 'plastische en reconstructieve chirurgie'.